Oudler
Parochiekerk van de Drie koningen in Oudler
De huidige parochiekerk van Oudler dateert van de oprichting van de parochie in 1924 en 1925 en illustreert een vroeg streven naar "zelfbevestiging" in het kader van de eerste aansluiting bij het Koninkrijk België. Na aanhoudende inspanningen en drietalige correspondentie slaagde de uit Nederland afkomstige pastoor en latere pastoor Gerard Schoenemakers erin om de lang geweigerde toestemming te krijgen van de toenmalige Hoge Commissaris Generaal Baltia.
Het gebouw aan de weg naar Luxemburg, dat werd ontworpen door de architect Cnyrim uit Malmedy, heeft in een zijbeuk een beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Luxemburg, die ook in Kevelaer wordt vereerd. De beschermheiligen van de parochie zijn de Drie Koningen, die zijn afgebeeld op het hoofdaltaar en de altaartafel. Andere kersttaferelen zijn te zien op twee schilderijen in het linkerkoor. De tweede beschermheilige is Sint Celsus, die als bisschop van Trier met een paard te zien is op een glas-in-loodraam in het koor en op een standbeeld. De gebrandschilderde ramen zijn gewijd aan de Heilige Familie, Sint-Michaël de Aartsengel en Sint-Carolus Borromeus. Naast het portaal hangt een indrukwekkend schilderij van de 14 Heilige Helpers. De kerk werd in 2000 grondig gerenoveerd.
De grensoverschrijdende context van de Oudler kerk, die aan de oude Romeinse weg van Keulen naar Reims ligt, blijkt ook uit de toestemming die aartsbisschop Clemens van Keulen in 1705 gaf voor de bouw van een parochiekapel, die elders in het dorp stond en in 1927 werd verbouwd tot woongebouw aan de weg naar Reuland. Na de vondst van Romeinse bouwresten in 1824 werd in verschillende geschriften gespeculeerd over een "Tempeliersklooster" bij Oudler.
Bron: Kerken en kapellen in Oost-België door Freddy Derwahl en Johannes Weber
De brug in Oudler
In 1888 werden de brug en het stationsgebouw - bestaande uit een flat voor de stationschef, een wachtkamer en een loket - gebouwd. De spoorbrug werd in 1889 in gebruik genomen en zorgde voor een verbinding tussen Luxemburg en België met tussenstations in Reuland, Oudler, Lengeler en Wilwerdingen.
De lijn St.Vith-Ulflingen won snel aan economisch belang omdat het traject het Ruhrgebied verbond met Luxemburg en Lotharingen. Cokes werden vervoerd van het Ruhrgebied naar de industriële centra in het zuiden van Luxemburg en naar Lotharingen, waar ze werden gebruikt om ijzererts te verwerken en te smelten. IJzererts werd dan in omgekeerde richting terug naar het Ruhrgebied geëxporteerd. De spoorweg leverde onder andere briketten, veevoer en kunstmest die de boeren ophaalden bij het station van Oudler. Na de Eerste Wereldoorlog werden de kolentransporttreinen omgeleid via Duitse routes, zodat hier alleen nog vee en hout werd vervoerd. In 1940, tijdens de Tweede Wereldoorlog, werd de brug opgeblazen door de Belgen om het de Duitsers moeilijker te maken zich te bevoorraden, waarna de Duitsers een nieuwe houten brug bouwden. Het passagiersvervoer op deze route werd in september 1944 gestaakt.